Looptraining na een CVA

In dit onderzoek werkt Revalidatie Friesland samen met de afdeling Bewegingswetenschappen van het UMCG en de RuG.

Projectgroepleden:

  • S.M. Weiland, promovendus
  • MSc, P. Hartman, revalidatiearts
  • A.R. den Otter, onderzoeker en docent Bewegingswetenschappen
  • S. Floor, fysiotherapeut
  • H.A. Reinders-Messelink, beleidsmedewerker wetenschappelijk onderzoek
  • dr. L. van der Woude (Bewegingswetenschappen)

Doel van het onderzoek

Loopherstel is een belangrijk doel van revalidatie na een CVA [Bohannon 1998]. De afzetkracht, ofwel ‘propulsiekracht’, van het lopen is vaak ernstig aangedaan na een beroerte [Awad et al., 2014; Bowden et al., 2006]. Voor trainingsdoeleinden is het informatief om te weten welke strategieën patiënten met een beroerte kunnen gebruiken om de propulsiekracht tijdens het lopen te vergroten.

Doel van het onderzoek is dan ook om vast te stellen (1) of de propulsiekracht vergroot kan worden door gebruik te maken van bepaalde trainingsstrategieën en (2) welke spieren en gewrichten patiënten gebruiken voor het vergroten van de propulsiekracht.

De verworven kennis wordt vervolgens gebruikt voor het opstellen van adviezen voor looptraining in de praktijk.

Projectbeschrijving

De propulsiekracht kan worden gedefinieerd als de voorwaartse component van de grondreactiekracht [Hsiao et al., 2016]. Bij gezonde volwassenen worden de negatieve krachten van het ene been op een bepaald moment in de loopcyclus gecompenseerd door positieve krachten van het andere been [Sousa et al., 2013]. Bij patiënten met een CVA worden deze negatieve krachten vaak niet (volledig) gecompenseerd. Dit heeft onder andere als gevolg dat het lopen na een CVA vaak meer moeite en energie kost. Propulsie wordt daarom gezien als een beperkende factor van functionele loopvaardigheid na een CVA [Awad et al., 2014; Bowden et al., 2006; Chen et al., 2005; Sousa et al., 2013].

Er is aangetoond dat verbeteringen in propulsie samengaan met verbeteringen in functioneel evenwicht, loopfunctie (d.w.z. loopsnelheid en loopvaardigheid over lange afstand) en zelf-waargenomen participatie [Awad et al., 2014; Nadeau et al., 1999]. Daarom is het gunstig voor CVA-patiënten om de propulsiekracht te trainen. Een strategie die breed kan worden toegepast, is echter niet zo eenvoudig. Strategieën met behulp van functionele elektrostimulatie [Awad et al., 2014] hebben verbeteringen in paretische propulsie laten zien. Eenvoudigere en minder ingrijpende strategieën zoals loopbandtraining laten echter geen verbeteringen in de propulsiekracht zien [Combs et al., 2012].

Dit promotietraject bestaat uit een aantal onderzoeken gericht op het vergroten van de propulsiekracht met behulp van verschillende strategieën. Deze strategieën richten zich op het verhogen van de vereiste inzet, en daarbij ook een hogere propulsiekracht, van de loper. Een onderzoek van onze projectgroep met de Lokomat (Pro versie 6.1, Hocoma AG, Volketswil, Switzerland), een looprobot, heeft laten zien dat wanneer er door bepaalde instellingen van de Lokomat meer inzet van de loper vereist is tijdens de loopbeweging, spieractiviteit van bepaalde spieren die bijdragen aan propulsie hoger is [Weiland et al., 2018]. Bij CVA-patiënten kon dit echter niet vastgesteld worden [Weiland et al., submitted]. Naast de Lokomat doen we ook onderzoek naar een andere trainingsstrategie die een hogere inzet en propulsiekracht van de loper vereist. Momenteel wordt een onderzoek uitgevoerd waarin we in kaart zullen brengen of lopen op de loopband met een horizontale terugtrekkende kracht de propulsiekracht van CVA-patiënten kan vergroten en, zo ja, met welke spieren en gewrichten CVA-patiënten dit zullen doen.